Als je 300 jaar geleden kleren nodig had, ging je naar de kleermaker, tenminste als je rijk was.
Natuurlijk werd er wel op gelet dat de kleding volgens de mode was.
Voor de Franse revolutie wilde iedereen kleren hebben zoals de Fransen.
Na de revolutie was dat afgelopen en keken de mensen naar Engeland.
De laatste 50 jaar is Parijs weer belangrijker geworden.
Mensen die weinig geld hadden, moesten hun eigen kleding maken of ze kregen de oude spullen van rijke mensen.
De allerarmste mensen droegen vodden of lappen of wat ze gekregen hadden.
Ongeveer in het jaar 1889 werd de naaimachine uitgevonden.
Rijke mensen vonden die confectiekleding maar niets.
Zij bleven naar de kleermaker gaan.
Toen kwam de industriƫle revolutie.
Steeds meer fabrieken kwamen er.
De kledingfabrieken wilden veel verkopen en gingen dingen bedenken om kleding leuker te maken.
Ze gingen ook leukere kleren maken en ook met leuke kleuren.
Ook verdienden de mensen steeds meer geld.
Er werd zelfs kleding speciaal voor kinderen gemaakt.
Er kwamen snijmachines die wel 40 lappen op een stapel tegelijk konden snijden.
Zo werden er heel veel dezelfde kleren gemaakt.
Gelukkig wel werden er steeds meer kleuren gebruikt.
Toen kwam de spijkerbroek.
Een broek van spijkerstof in alle kleuren, als het maar blauw was.
Er werden en worden er nog steeds miljoenen van gemaakt.
Zo was dat vroeger.
Gelukkig zijn er nu veel leukere kleren.
En de meeste mensen zijn niet meer zo arm dat ze in vodden of lappen rond moeten lopen.
vrijdag 16 mei 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten